Het huis van mevrouw Betsie
Het pand waarin museum De Scheper sinds 1998 is gehuisvest, is één van markantste panden van Eibergen. Het imposante herenhuis aan de Grotestraat werd in 1875 gebouwd in opdracht van de lederfabrikant Herman Prakke (1837-1906), die getrouwd was met Lucia Gertruida Luijten (1847-1937). De Grotestraat werd in die jaren Dorpsstraat genoemd. Samen met zijn tien jaar oudere broer J.E. Prakke was Herman Prakke in 1854 een leerlooierij begonnen. Het leer werd verwerkt voor schoenen, laarzen, riemen en paardentuig. De fabriek was gevestigd in het pand aan de Haaksbergseweg, ook wel de Kastanjefabriek genoemd. Na enkele jaren specialiseerde de N.V. Gebroeders Prakke zich in drijfriemen voor machines, die over de hele wereld werden verkocht. Terwijl Jan Prakke drijfriemen produceerde, begon zoon Marinus Prakke in 1903 met het produceren van pickers. Pickers werden in de textielindustrie gebruikt, het zijn de stootkussentjes die de spoelen in weefmachines opvangen. De Pickerfabriek werd in de nabijheid van het station gebouwd. Op deze plek staat nu de Pickerhal. De productie verliep voorspoedig, het ging de Prakkes voor de wind. In 1873 kocht Herman Prakke een aantal oudere woningen, destijds eigendom van Herman Bouwmeester, tegenover de hervormde kerk De Oude Mattheüs, liet deze afbreken en gaf opdracht om er een herenhuis te bouwen, met een naastgelegen koetshuis. Naar alle waarschijnlijk is het zo dat het bouwbedrijf van Berend Blankvoort aan De Hagen (daar waar nu het Kruidvat gevestigd is) het pand gebouwd heeft. Dit bedrijf verrichtte in die jaren namelijk alle werkzaamheden voor de familie Prakke. Alhoewel de huizen van Herman Bouwmeester werden afgebroken, is op sommige plekken in het pand nog te zien waar de muren van die huizen hebben gestaan. Het herenhuis aan de Grotestraat deed eerste jaren ook dienst als bank, dat wil zeggen dat de voorkant van het gebouw als zodanig dienst deed. Het huis heeft een voorname, deftige, uitstraling, zoals een herenhuis betaamd: hoge boogramen, gevelversiering en een hardstenen stoep voor het huis. Herman Prakke met zijn vrouw Lucia Geertruida Luijten kregen vijf kinderen te weten: Marinus 1873, Johanna Gesina 1875, Betsie 1880 Lucia Hermanna 1882 en Jeanette 1887. Betsie Prakke groeide op en trouwde in 1905 met Jan Willem Cornelis ter Braak, geboren 16 november 1869. De huwelijksinzegening van hun vond in plaats op 4 mei in de Nederlandse Hervormde Kerk in Eibergen, De Oude Mattheüs. De voorganger was ds. W. van Dam, predikant te Terborg. Willem ter Braak was op dat moment onderdirecteur van de Pickerfabriek, de fabriek van zijn schoonvader. In 1907 volgde hij zijn vader Herman (G.E.H.) ter Braak op, die in dat jaar overleed, als directeur van de N.V. Spaar- Inleg- en Voorschotbank van Eibergen, Neede en Omstreken. Willem ter Braak werd in Eibergen dan ook ‘Willem van de bank’ genoemd. Na het overlijden van Betsie’s vader Herman in 1913 betrokken Willem en Betsie ter Braak-Prakke het pand aan de Grotestraat. Er werden vier kinderen geboren te weten Gerrit Ernst Hendrik 1906, Lucia 1908, Herman 1910 en Hendrika Petronella Lambertha 1916. Willem en Betsie woonden samen 43 jaar in de villa tegenover de kerk. Willem ter Braak overleed in 1956 op bijna 87-jarige leeftijd en mevrouw Betsie overleed op 23 augustus 1968. Ze was toen bijna 88 jaar oud.
Enkele jaren voor haar overlijden, op 28 juli 1966, schonk Betsie ter Braak-Prakke het pand aan de Grotestraat aan de gemeente Eibergen ten algemenen nutte. Dat betekende dat het pand alleen voor cultureel-sociale doeleinden gebruikt mocht worden. De ondertekening van deze acte geschiedde in aanwezigheid van burgemeester Hermsen.
Het huis met de ossenkoppen
Aan het fraaie herenhuis zijn veel bijzonderheden waar te nemen. Alleen al de gevel is bijzonder. Verder herinneren de ossenkoppen die de voordeur versieren aan de Pickerfabriek die Herman Prakke in 1903 oprichtte. Het huis werd daardoor ook wel eens ‘het huis met de ossenkoppen’ genoemd. Het pand heeft een eclectische stijl wat zoveel wil zeggen dat er verschillende elementen uit de architectuur zijn gebruikt bij de vormgeving. Zo is de lijstgevel met een classicistische opbouw bekroond door een renaissance-achtig rijk uitgevoerd dakvenster. Deze wordt oorspronkelijk geflankeerd door een lage balustrade met hoekpijlers. Het koetshuis was uitgevoerd in schoonmetselwerk en voorzien van een korfboog inrij-opening met sluitsteen.
Willem ter Braak bleef directeur van de bank tot 1941. In dat jaar werd hij opgevolgd door zijn zoon Herman (1910-1991) die met zijn gezin in villa Iltios aan de Haaksbegseweg woonde. In 1947 werd de bank omgedoopt tot de N.V. Deposito-Voorschot en Effecten bank van Eibergen, Neede en Omstreken. Geert Ribbels, werkzaam op de bank, herinnert zich nog goed hoe hij elke week het huishoudgeld naar mevrouw Betsie bracht. Zowel de familie Ter Braak als de familie Prakke behoorden tot de notabelen van het dorp. Ze waren werkgever, arts, notaris of bankdirecteur. Ze hadden aanzien en waren mensen de iets in de melk te brokkelen hadden. In de jaren vijftig bracht de middelste zoon van Herman ter Braak, die getrouwd was met Wil van der Leck (1915-2001), Derk bij een twintigtal Eibergenaren de beursberichten rond. Later was in het bankgebouw ook nog een reisbureau van Arke gevestigd.
Maatschappelijk betrokken
Mevrouw Betsie ter Braak-Prakke was een betrokken vrouw en actief op verschillende terreinen. Zo was ze in 1924 het eerste vrouwelijke bestuurslid van het Eibergs Leesgezelschap. Ze was lid van de Nederlandse Protestantenbond en vele jaren één van de organisten die tijdens de diensten op het orgel speelde. Ze maakte enkele jaren deel uit van het bestuur van de N.P.B. en was voor Kerst actief met het instuderen van kerstliederen. Verder zorgde ze dat minderbedeelden tussen de middag een warme maaltijd kregen. Ook zette ze zich in voor Pro Juventute, een instelling die zich inzette voor bestrijding van jeugdcriminaliteit. Daarnaast was ze betrokken bij het wel en wee van het protestantse ziekenhuis aan de Hagemanstraat, het ziekenhuis waar ze in 1968 ook overleed. Kleinzoon Derk ter Braak, zoon van Herman, herinnert zich zijn oma als een betrokken oma, een oma die altijd belangstelling had voor de kleinkinderen.
Huishoudsters
Mevrouw Betsie had door de jaren heen steeds huishoudsters in dienst. Ze werden met een deftig woord gediensters genoemd. Eén van hen was Finy te Hoopen. Ze begon als 16-jarig meisje als gedienster bij mevrouw Betsie en woonde van 1955 tot aan haar huwelijk met Tonny Geessinck in 1963 in het deftige herenhuis aan de Grotestraat. Alleen op woensdagmiddag was ze vrij, dan ging ze naar huis aan de Haaksbergseweg 4. Het stond pal naast de Kastanjefabriek waar haar vaderwerkzaam was. Finy te Hoopen deed alle voorkomende werkzaamheden. Op zondag bracht ze mevrouw Betsie naar de kerk en gingen na kerktijd bij zoon Herman op Iltios op de koffie. Ze deed de dagelijkse boodschappen, kookte het eten en at samen met mevrouw Betsie aan tafel. De heer des huizes Willem ter Braak zag ze niet zoveel. Die was met z’n eigen dingen bezig. ’s Avonds keek ze met mevrouw Betsie TV of deed een spelletje. Finy ten Hoopen was daarmee tevens gezelschapsdame. Ook Riek Scholten-Elisen was er als 18-jarige van 1963 tot 1966 werkzaam, evenals haar moeder Grada Elisen-te Lindert in de jaren vijftig. Behalve huishoudsters waren er ook speciale gezelschapsdames. Eén van hen was mevrouw Iliohan-Kraaijeveld. Verder hield mevrouw Parmentier mevrouw Betsie gezelschap. De heer Gerrit Stomps uit Rekken was jarenlang als tuinman werkzaam bij mevrouw Betsie. Hij verzorgde eveneens de groentetuin aan de Nieuwstraat. In 1960 nodigde ze, op haar 80ste verjaardag, alle diensters uit die er door de jaren heen hadden gewerkt.
Het leven in het huis
Riek Scholten-Elisen, en ook Finy ten Hopen herinneren zich anno 2019 nog precies hoe het huis er zowel van binnen als van buiten uitzag. Daar waar nu de entree van het museum is, was destijds de serre waar altijd bloemen stonden. De ingang van het huis was aan de Grotestraat. De ruimte waar nu op dinsdagmorgen door de vrijwilligers koffie gedronken wordt, was toen de nette kamer. Er stond een piano waarop mevrouw Betsie regelmatig speelde, zelfs quatre-mains.‘Eine kleine Nachtmusik’, een muziekstuk van Mozart, behoorde tot één van haar favoriete muziekstukken. Verder stond in de nette kamer een kabinet en was er een open haard. Waar nu de schrijverskamer van Menno ter Braak en Willem Sluiter is, was de eet- en woonkamer. Er was een schouw en voor het raam stond een tafel waaraan mevrouw Betsie vaak zat. Vandaar had ze uitzicht op de tuin met z’n imposante bomen. Nu heeft men vandaar uitzicht op museumboerderij De Vurever. Na de verbouwing in 1969 deed de kamer dienst als raadszaal die eveneens als trouwzaal gebruikt werd. Waar zich nu de lift bevindt, was een groot toilet waar men zo met een rolstoel naar binnen kon rijden. Aan de voorkant van de woning was het gewestelijk arbeidsbureau gevestigd. Dit bureau bevond zich daar vanaf begin jaren vijftig. De heer Jan Reesink was er werkzaam. Het arbeidsbureau was daar tot 1976 gehuisvest. De ruimte op de begane grond waar nu de afdeling geologie is, was toentertijd de keuken. De grote inloopkasten van weleer zijn er nog, al dienen die nu een ander doel. Het koetshuis werd in de jaren zestig als houtopslag gebruikt. Tevens stond er een olietank. Bovenaan de trap op de eerste verdieping bevond zich meteen rechts een zogenaamde Indische douche. Dit toilet had een gebloemde delfts blauwe pot met een fonteintje er middenin. Deze was bedoeld voor het reinigen van het achterwerk na het toiletbezoek. Dit gebruik is door de Indische Nederlanders geïntroduceerd omdat dit hygiënischer zou zijn dan het gangbare gebruik van toiletpapier. Op de eerste verdieping van het pand was verder, in de ruimte waar zich nu de textielafdeling bevindt, de slaapkamer van juffrouw Bep, dochter van mevrouw Betsie die danseres was en haar werk in Rotterdam had. Daarnaast bevond zich de slaapkamer van mevrouw Betsie zelf. In deze slaapkamer zijn nu de herinneringen aan de drijfriemenfabriek Prakke tentoongesteld. De ruimte van de streekdracht was de slaapkamer van de dienstmeisjes. Op de eerste verdieping was verder nog een bibliotheek, een kleine en een grote logeerkamer. Eén ervan werd de poezenkamer genoemd omdat er een afbeelding van poezen aan de wand hing. Verder was er nog een badkamer met een bad op pootjes. Op de tweede verdieping was de zolder. Dit was één grote lege ruimte waar niet meer stond dan een antieke fiets, een zogenaamde hoge-bi, en een mangel. Op de hoge-bi mochten de kleinkinderen van mevrouw Betsie rondjes rijden op de zolder wanneer ze met vader en moeder op bezoek waren. Betsie ter Braak-Prakke hield van tradities, zeker met Kerst. Op kerstavond was de gehele Ter Braak familie bijeen. Er werd gezamenlijk gegeten en er werd een kerstverhaal voorgelezen. Ook op Eerste Kerstdag werd er een kerstmaaltijd geserveerd die ieder jaar precies hetzelfde was, van de hors-d’oeuvre vooraf tot de Harde Wenertaart toe, echt koninklijk!
….
Het volledige artikel over het huis van mevrouw Betsie leest u in Old Ni’js nr. 92 (December 2019)