Uncategorized

Old Ni-Js nummer 1 HTML versie tbv zoekfunctie

Deze pagina bevat een door AI ingelezen versie van Old Ni-js. De opmaak is derhalve niet 100% maar wordt wel door Google en de zoekfunctie van deze website ondersteund. Wilt u een beter versie ga dan naar: https://www.historischekringeibergen.nl/old-ni-js-nu-als-pdf-te-lezen/


Kroniek van
Eibergen, Beltrum, Rekken en Zwolle
“OLD NI-JS” is het orgaan van de Historische Kring Eibergen.
Lidmaatschap en abonnement kost ƒ 20,- per jaar.
Inwonende leden betalen ƒ 5,- per jaar, maar ontvangen hier-
voor geen extra nummer van “OLD NI-JS”.

Secretariaat: ” Historische Kring Eibergen ”
Stokkersweg 12,
7151 MK Eibergen.
tel. 05454 – 71593

V O O R L O P I G B E S T U U R

E.H. Wesselink, Hondevoort 22, 7152 BA Eibergen
B.H.M, te Vaarwerk, Stokkersweg 12, 7151 MK Eibergen
J. Baake, K. Nieuwenhuizenstr. 5, 7161 VB Neede
H.G. Schepers, Grotestraat 69, 7151 BB Eibergen
G. Dijkstra, Wenneker 57, 7152 HD Eibergen

Administratie: Bank:

” Historische Kring Eibergen ” Rabobank Eibergen
K. Nieuwenhuizenstraat 5, rek. nr. 31.64.48 095
7161 VB Neede. t.n.v. Hist. Kring Eibergen
postgiro v.d. bank 902703

Redactie: Ie uitgave door het Voorlopig Bestuur.
Ontwerp omslag: H.K. Berloth.
Vignet: G. Hazewinkel.
Foto’s: W.J. Heinen en J. Baake.
Geheel of gedeeltelijke overname van artikelen alleen toe-
gestaan met schriftelijke toestemming van de auteurs.
old ni-js
Kroniek van Eibergen,
Beltrum, Rekken en Zwolle

Ie jaargang no. 1 1986

I N H O U D V A N D I T U n M ER

Voorwoord blz. 3

Een Historische Kring Waarom? blz. 4

De Hof ton Alvinchove in 01 den Eibergen blz. 9

Gedicht: “Snee”, door G. Odink jr. blz. 15

Geschiedenis van een dorpscafé blz. 16

Veldnamenonderzoek en ‘nog wat’ in Rekken blz. 25

Beltrum als buurtschap in de Middeleeuwen blz. 28

Zwolle, de ^erre katholieke buurtschap blz. 30

Ons Zoekplaatje blz. 33

Een “Stadsbrandspuit” voor ƒ 538:11 blz. 34

Museumstuk: D’n klomp van Ten Dolle blz. 36

Keert oude gevelsteen terug in nieuwbouw? blz. 40

Ledenlijst blz. 42

Aanwinsten blz. 44

-3-

Voorwoord

Welgemoed heb ik pen en papier gepakt om deze regels te schrij-
ven. Blij gestemd, omdat ik het voorrecht heb gekregen dit
geboortebericht te componeren.
Ter gelegenheid van de uitgave van de eerste publicaties van
de zo pas opgerichte Historische Kring Eibergen

De geboorte van dit blad volgt erg snel na de stichtingsdatum
van de kring. In dit geval een compliment en een publieke fe-
1icitatie waard!
Maar de ouders hebben een erg lange verkering achter de rug,
aanvankelijk schuchter en voorzichtig met elkaar kennismakend,
maar allengs met een groeiende wil elkaar definitief te vinden.
Over de inhoud van huwelijksakte en -voorwaarden is door velen
en door wisselende partners vaak van gedachten gewisseld. Het
doorzettingsvermogen van enkelen heeft nu tot vervulling van
een lang gekoesterd verlangen geleid.

Ik heb in de afgelopen jaren vele gesprekken gevoerd met Eiber-
genaren, bij wie ik een grote belangstelling voor en hardnek-
kige speurzin proefde en constateerde voor het verleden van
eigen plaats en streek. Met hen droomde ik reeds lang van een
vereniging, die deze interesse zou bundelen, zou proberen te
ordenen, gelegenheid zou kunnen bieden gegevens uit te wisse-
len, kennis over te dragen en voor de toekomst veilig te stel-
len, beginners te leren en te stimuleren.
Maar een gemeentebestuurder is er zich wel weer van bewust,
dat je een huwelijk tussen onderzoekers – van nature tot indi-
vidualisme geneigd – niet mag forceren: eigen wil, particulier
initiatief, is met name op dit terrein essentieel om tot blij-
vende inzet en vruchtbaar resultaat te komen.

Het boekje dat u nu gaat lezen, wil meteen al proberen de ruim-
te en veelzijdigheid van de Historische Kring Eibergen te dui-
den.
-4-
Ruimtelijk: om aan te geven, dat de kring zich graag wil rich-
ten op de (pré-)historie van alle dorpen en buurtschappen van
de gemeente Eibergen; veelzijdig: om te tonen, dat de vereni-
ging zich graag wil verdiepen in alle aspecten van onze plaat-
selijke geschiedenis.

Ik hoop van harte, dat deze eerste uitgave zeer vele lezers
zal vinden. Het effect moge tweeërlei zijn. Het lidmaatschap
van de historische kring voor hen, die actief met het verleden
bezig zijn of willen gaan. Het donateurschap voor hen, die via
de publicaties van de kring kennis willen nemen van de versla-
gen van de boeiende speurtochten in ons verleden.
Ik zou de secretaris van de kring bij deze willen vragen mij
als donateur en abonnee van deze en toekomstige uitgaven te
willen noteren.

F.J.M. Capetti,
12 december 1985 burgemeester van Eibergen.

Een historische lering . . . W a a r o m ?

Van het bestuur

Tot nu toe kende Eibergen, één van de grootste gemeenten in
Oost-Gelderland, nog geen eigen oudheidkundige vereniging.
Dit was eigenlijk zeer opmerkelijk, want het vergaren van ken-
nis.omtrent de historie van de eigen omgeving, het bestuderen
en vastleggen van het Achterhoeks volksleven werd door velen
in Eibergen beoefend.
Tot dusver ontbrak het echter aan de onderlinge samenwerking
en aan coördinatie, waardoor aan het vele werk op diverse ter-
reinen wat meer richting en inhoud zou kunnen worden gegeven.
Veel werk, dat op een meer gezamenlijke aanpak is aangewezen,
bleef achterwege, zoals het veldnamenonderzoek, het vastleggen
van mondelinge overleveringen en het inventariseren van histo-
risch waardevolle gebouwen.
-5-
Dit opmerkend willen wij niets tekort doen aan stichtingen of
verenigingen die zich in Eibergen reeds inzetten voor het
streekeigene, zoals daar zijn:

– De Stichting De Mallumsche Molen,
– De Stichting De Piepermolen,
– De Vriendenkringen van de Mallumsche Molen en de
Piepermolen,
– De Stichting Oud Beltrum,
– De Stichting “Eibergen in de wereld van het boek”,
– De Vereniging Rekkens Volksfeest,
– De Zwolsche Feestvereniging te Zwolle,
– De Stichting museum “De Scheper” in oprichting.

Ook talrijke publicaties van verschillende personen en herden-
kingsboeken van de afgelopen jaren hebben iets van de Eibergse
historie vastgelegd.

Een vraag is, wat er met deze publicaties, maar vooral ook met
de verzamelingen van verschillende aard, die betrekking hebben
op het streek- of dorpseigene, gebeurt.
Gaan die naar de provinciale hoofdsteden of naar musea ergens
in het land? Daar verdwijnen ze dan waarschijnlijk in de massa.
Voor de eigen streek betekent dat cultuurverlies.
Of gaan de particuliere verzamelingen naar handelaren of vei-
lingen? Helaas komt dat maar al te vaak voor.

We hopen met deze uiteenzetting duidelijk gemaakt te hebben,
dat een oudheidkundige vereniging in Eibergen nuttig werk kan
doen.
De nu volgende doelstelling moge dit nog eens onderstrepen.

DOELSTELLING:

Het beoefenen van de plaatselijke historie en het streekeige-
ne in de ruimste zin van het woord.

Dat wil zeggen, dat bovenstaande zich zal gaan richten op:

A – Onderzoek, b.v. naar veldnamen, archeologie enz.,
B – Documentatie en het opbouwen van een archief, ook
van foto’s, films en dergelijke.
C – Stimulering van lezingen, exposities enz.,
D – Onderwijs-ondersteunende activiteiten,
E – Uitgave van een verenigingsperiodiek en eventueel
andere boekwerkjes, dan wel ondersteuning daarvan.
-6-

27 NOVEMBER 1985: EEN HISTORISCHE DAG

De oprichting van een oudheidkundige vereniging voor Eibergen,
Beltrum, Rekken en Zwolle werd op 27 november j.1. in hotel
“De Kroon” een feit. De pers heeft er ruim aandacht aan ge-
schonken. Daar zijn wij dankbaar voor, evenals het flinke aan-
tal aanwezigen ter vergadering.
Als naam voor de nieuwe vereniging is gekozen:

“HISTORISCHE KRING EIBERGEN”

Want:
Deze naam roept geen verwarring of concurrentie op met de Oud-
heidkundige vereniging “De Graafschap”, die de gehele Achter-
hoek als werkgebied heeft. Ook naburige gemeenten kozen voor
de naam “historische kring”, waardoor de verwantschap met deze
verenigingen is aangegeven.

Tijdens de oprichtingsvergadering, waar we naast vertegenwoor-
digers van ons gemeentebestuur, ook vertegenwoordigers van bo-
vengenoemde stichtingen en verenigingen mochten begroeten,
hebben wij beklemtoond, dat de Historische Kring wel de hele
gemeente Eibergen als haar werkgebied ziet, maar niet de be-
staande stichtingen en verenigingen voor de voeten wil lopen.
Waar raakvlakken zijn, moeten we de mogelijkheden benutten tot
samenwerking en bundeling van krachten te komen.

Het voorlopig bestuur van de Historische Kring Eibergen.
V.l.n.r.: H.G. Schepers^ B.H.M, te Vaarwerk, E.H. Wesselink,
J. Baake en G. Dijkstra.
-7-

HISTORISCHE KRING EIBERGEN DE EERSTE SCHREDEN

Tijdens de oprichtingsvergadering werd een voorlopig bestuur
aangewezen, bestaande uit de leden van de werkgroep, die de
oprichting tot nu toe voorbereidde.
Deze vijf bestuursleden hebben op zich genomen de verzorging
van de eerste uitgave van ons verenigingsblad “Old Ni-js” en
het voorbereiden van de eerste officiële ledenvergadering in
het voorjaar van 1986.
Op deze ledenvergadering zullen statuten en huishoudelijk re-
glement van de nieuwe vereniging worden aangeboden.
Daarna zal op dezelfde vergadering het eerste officiële bestuur
gekozen worden en vanaf dat moment heeft de nieuwe vereniging
haar officiële status.
Natuurlijk hebben wij ons afgevraagd, of een Historische Kring
in Eibergen levensvatbaar zou zijn. Gelukkig werd het voorlopig
bestuur tijdens de oprichtingsvergadering door officiële in-
stanties zowel als door particulieren gestimuleerd voort te
gaan.
Gelukkig bleef het niet bij bemoedigende woorden alleen. Reeds
tijdens de vergadering gaven zich 35 personen metterdaad op
als lid en het ledental blijft gelukkig stijgen. Ervaringen van
zusterverenigingen in omliggende gemeenten leren, dat een le-
venskrachtige Historische Kring moet steunen op minstens 300
leden.
Het werven van leden zal dus hard nodig zijn. Wij zijn zeer
dankbaar voor propaganda, die de aanwezigen op de oprichtings-
vergadering al blijken te maken. We hopen, dat deze eerste
uitgave van “Old Ni-js”, dat we een extra grote oplage gegeven
hebben, ook het zijne daartoe bijdraagt, zodat we veel leden
mogen inschrijven. Een aanmeldingsformulier treft men in dit
eerste nummer aan. Men kan (vrijblijvend) daarop zelfs aange-
ven tot welke sector men zich het meest aangetrokken voelt. Op
grond van deze interesse kunnen we misschien in de toekomst
sectorgewijs tot activiteiten komen.
In elk geval hebben wij sinds 27 november vertrouwen, dat
Eibergen een levenskrachtige Historische Kring kan krijgen.

E.H. Wesselink, voorzitter.
INLEIDING OP “DE HOF TON ALVINCHOVE”

De naam Olminkhof zal veel Eibergenaren bekend in de oren
klinken. Ouderen onder ons zullen zich ongetwijfeld nog kunnen
herinneren, dat de “Jonge Scholte”, zoals de boerderij Olmink-
hof in de volksmond heet, nog een model boerderij was waarheen
vele excursies werden gemaakt.
De redactie van “Old Ni-js” is dan ook zeer verheugd over het
feit, dat de heer J.J.M. Olminkhof uit Wehl bereid gevonden
kon worden medewerking te verlenen aan ons verenigingsorgaan.
Met ingang van dit nummer zal telkens een aflevering gepubli-
ceerd worden over een stuk historie van de “Jonge Scholte” van
de hand van de heer Olminkhof. Deze artikelen zijn gebaseerd
op zeer uitgebreide aantekeningen van Gerrit Olminkhof (ca.
1750 – 1801). Hij is de betovergrootvader van de auteur, die
zelf ook geboren is op de “Jonge Scholte”.

Redactie.

J78Z

Jchufcoei.
Omslag van het “schrijf-
boek” van Gewit
Olminkhof uit 1783. De
aantekeningen in dit
boek liggen ten grond-
slag aan de artikelen
van de heer J.J.M. Ol-
minkhof.
-9-
D e hof Ton Alvinchove

door J.J.M. Olminkhof te Wehl

Rond het jaar 1200 was bovenstaande naam, de naam van de boer-
derij die van rond 1650 tot 1800 Schulte Olminckhoff heette.
In onze tijd wordt die boerderij “Jonge Scholte” genoemd. De
naam Alvinchove moet echter nog veel ouder zijn, want de -ink-
uitgangen vinden hun ontstaan rond de 8e eeuw. Hoe en wanneer
de naam ontstaan is zal wel nooit te achterhalen zijn. Zeker
is wel, dat hier de boerderijnaam tot familienaam geworden is.
De variaties op het huidige Olminkhof zijn door de eeuwen heen
zeer talrijk. Had een archivarus in 1928 in het Rijksarchief
te Arnhem geen aantekening gemaakt, dat al die variaties op Ol-
minkhof één en dezelfde familie betreft, dan was ik er wellicht
nooit uitgekomen. Enkele variaties wil ik even noemen: Avekinc-
hof, Affinchove, Ormelinckhof en Olmelinckhof.
De hoeve behoorde in de middeleeuwen toe aan het Stift Vreden,
maar op de bekende goederenlijst van de graaf van Dalen, bij
Diepenheim, uit 1188 komt de hof ook voor. In 1216 is de Proos-
dij van St. Jan in Utrecht eigenaar. In 1544 koopt Herman Vate-
bender de hof van het Stift Vreden. Hier zijn toch wat onduide-
lijkheden die een nadere studie behoeven.
En hoe de familie Olminkhof uiteindelijk eigenaar werd is mij
nog niet bekend.
De naam Olminkhof is op de “Jonge Scholte” ontstaan, maar hij
kwam in de 18e en 19e eeuw ook voor op de “01de Scholte”, “Slot-
mans” in Mallum, de “Gieber” in Rekken, “binnen Eibergen” en
onder Neede op “Schurink”, de “Bik” en de “Mors”. De hof Affinc-
hove had het erfmarkerichterschap van Olden Eibergen.
We komen nu bij mijn betovergrootvader Gerardus Antonius
Olminkhof, alias Gerrit Scholte Olminkhof, zoon van Jan Schol-
ten ten Olminckhof en Janna ter Haar (Brammelo). Gerrit was
landbouwer, heelmeester voor huisdieren en kerkmeester. Hij is
omstreeks 1750 geboren en overleden op 26 februari 1801 op de
“Jonge Scholte” te Olden Eibergen. Je zou je kunnen voorstel-
len, dat hij vaak gedacht of gezegd moet hebben: “wie schrif,
den blif”. Het had zijn lijfspreuk kunnen zijnl Want hij heeft
allerlei zaken schriftelijk vastgelegd, hoofdzakelijk in “Den
ligger 1783 Gerrit Olminkhof zijn schrijfboek”. Daarin heeft
hij opgetekend wat behouden moest blijven voor toen, d.w.z.
voor rond 1783, voor zijn dagelijks gebruik èn voor zijn nage-
slacht. Dat dit behouden blijven zover zou gaan tot in onze
tijd, zal hij wel niet vermoed hebben.
-10-

Juist omdat het nu twee eeuwen geleden is, dat hij met zijn
“schrijfboek” begon, willen we aandacht besteden aan vijf ver-
schillende facetten van hetgeen hij meende dat behouden moest
blijven.

I G e r n t Scholte Olminkhof als verpachter van percelen hooi-
gras in de Berkelweiden.
Vroeger, toen er nog geen kunstmest was, was men uitsluitend
aangewezen op stalmest uit de zgn. potstallen. Wanneer de pot-
stallen werden uitgemest, moesten de dieren een sprong van een
halve meter omlaag maken. Ze sprongen in een gat; wellicht komt
hier de naam “pot” vandaan. Wanneer na verloop van tijd door de
mest en het regelmatige strooien van stro de bodem alsmaar ho-
ger werd, stonden de dieren met de rug net onder de “hilde”.!)
Schapen werden in die tijd hoofdzakelijk gehouden voor de mest.
Overdag probeerde de scheper wat voedsel te vinden voor zijn
dieren op de schrale gronden en heidevelden, maar ’s avonds
moesten de dieren weer in de stal zijn om op die manier de mest
te verzamelen. Deze mest was een barre noodzaak voor het weini-
ge bouwland, waar dan rogge, aardappels, boekweit en vlas ver-
bouwd konden worden. Deze produkten waren bestemd voor het eigen
levensonderhoud. Maar ’s winters was er hooi nodig voor de vaak
schamele koetjes en voor de schapen. Dat hooi moest komen van de
betere gronden langs rivieren en beken.
Gerrit Scholte Olminkhof had zijn weilanden liggen in het stroom-
gebied van de Berkel in Olden Eibergen. Deze lagen aan de rech-
teroever van de Berkel: vanaf de Needseweg tot aan de grens met
de buurtschap Haarlo (Borculo) en ten noorden grenzend aan de
buurtschap Hoonte (Neede). Deze laaggelegen weiden heten het
“Broek”.
-11-

Betovergrootvader verpachtte van deze weilanden percelen hooi-
gras. Hoe groot deze percelen waren, heb ik niet kunnen achter-
halen. We gaan nu terug naar het jaar 1789 om te zien wat Gerrit
Scholte Olminkhof noteerde.

1789 het Egterste broek verpagt Gul. Stu. Pen.
anBerent te Beumthuis 2 perk voor 8
betaald 6 Gul. 16 Stu. 4 duiten. Voldaan.
an Jan Wijlink 1 perk voor Voldaan. 5 5
an Berent Kappe of Grijsen perk voor Voldaan 5 5
an H: Jan Loomans 1 perk voor betaalt 3 Gul.
Voldaan 4 15
an die Rijden Kommijs te Grol Ie 2 voor 2)
hooy verkogt voor 25
1790 in April 4 honderd pond hooy aan Bruns
Voldaan. 4
an Henderijks Olminkhof 2 Perk voor 8 10
het Pert weyden 3) in Bos. Voldaan 3 10
an Gerrit Jan Olminkhof in de Stege 3
1787 akkerhout verkogt ƒ 5-10 betaalt ƒ 3-10

In hetzelfde jaar is ook hooi verkocht dat
bezorgd moest worden.

1789 het Mijdelste 4) Broek
an J. Gerrit Kol kers. Een Kar hooy 7
1790 de Kol kers een kar vol hooy gedaan 7
1791 dit bovenste met toen verrekent 4den
Jul ij beide voldaan.
an Jan Boerhof Een voor droog hooy gedaan 11
an Jan Hendrik “Mors” Olminkhof Een deel tien
hooy gedaan 5) 6
an Berent Kleinsman. Een kar vol hooy gedaan 7
1790 an Jan Hendrik te Woost op den Vos. Een
kar hooy gedaan 6
1790 an den Heer Kaptein van de Mallemce
Sluijse. 7 hondert 7 10
Ib. hooy. ’t hondert Ib 1 Gul.-25 Schove
25 stuyv.
nog 7 hondert Pont Hooy 7
nog 7 hondert Pont Hooy 7
nog 20 schoven 1 2
Voldaan 23 7
We gaan nu verder naar de jaren 1791 en 1792.
-12-

1
‘-< f
^/’,
4 ‘/ yy /.’X- •» A

^’ü. ^«-«”■*

K’
• * , / * A•■'<** 4<<^« « « ST #.j*.

.-,-/ 7

5’%«’9f”
.;u^^^^^^ .- «»_. ■* „

»-«4 j^
-. «.►,
V
n 4 «%-

E’en bladzijde u it het “Schrijfboek” van Gerrit Olminkhof. Het
betreft verpachting van percelen hooigras in het “Achterste
Broek”, gelegen aan de Berkel. Veel familienamen van pachters
komen ook nu nog voor in Eibergen en Beede.
-13-

1791 verpagt ’t Egterste Broek Gul. Stu. d.
an Harmen Steükkink 1| Perk en een half
Pont koffiebonen 9 10
bet. an Ware in Geit 3 Gul.
an Jan Grijsen. Een perk in de Stege 3 10
an Jan Grijsen en Jan Hendrik Leurink 8 10
an Jan hendrik Leurink. Een opper droog hooy 1 5
J. Hendrik Leurink voldaan zijn Possy 6)
beide voldaan.
an Gerrit Hondelink. 1 Perk voor Voldaan. 6 10
an Hendrik Jan Loomans 1 Perk voor betald
5 gulden 6 10
an de Teger op ’t Kisvelt 1\ Perk voor. de
Teeger bet. 11 – 15 15 10
Jannes Hondelink moet betalen 3 Gl. 15 St.
Voldaan
an den Heer Bruns. kommijs in Grol 2 voor
droog hooy gebragt 22
betaalt 12 Gul: Voldaan.
an den Heer Rigter Schuelen in Grol Een voor
droog hooy op dato voldaan 11

1792 het Gras in ’t Egterste Broek verpagt
an Harmen Steükkink 1 Perk 8
an Bik Berent Olminkhof 3 Perk voor Voldaan 15
an Coopman Struij in Grol 1 voor Voldaan 11
an den Heer Rigter Scheulen in Grol 4 voor
gebragt. Voldaan. 44
an Bernardus Bekkink \ Perk. betaalt 3 Gul:
Voldaan 4 10
het Gras van Jaar 1792 doet ƒ 468 Gul:
an Jan Waander Assink 1 Perk voor Voldaan 7 10
an Wijlm Ardelmans 1 Perk voor. 1795 an Gras 8
voor betaalt 5 Gul. 10 St.

Zo zijn er nog veel meer pachtovereenkomsten in Gerrit “zijn
schrijfboek”. Het is wellicht interessant enkele pachters te
noemen, waarvan de familienamen ook nu nog in Eibergen, Neede
e.o. voorkomen: Roelof Bloos, Abraham Nolte, Hendrik in Tra
of Mengers, Jan Wilm Spelbroek, Hendrik Arink, Gerrit Leppink,
Jan Roelof ten Hoopen, Engbert Saaltink, Jan Assink of Wijlink
in Nede, Derk Vruwink, Janna te Hoonte, Arent Hagens, Evert
Jan Ter Weeme.
Hadden de pachters een stuk grasland gepacht, dan waren ze er
-14-

nog niet zeker van, dat zij hooi zouden winnen. Als zomers bij
heet weer onweer kwam met veel regen, dan kon het gebeuren,
dat de Berkel de grote aanvoer van water niet kon verwerken.
Dan stroomde de Berkel over en kwam het grasland blank te
staan. Mijn vader heeft dat nog meegemaakt en hij vertelde
daarover, dat de hooi-oppers meedreven tegen de heggen en af-
rasteringen aan. Alles zat dan onder een laagje slib. Dan kon
je van de kwaliteit van het hooi niet veel meer verwachten.
Aan het buiten de oevers treden van de Berkel kwam een einde,
toen er op sommige plaatsen langs de rivier dijken werden aan-
gebracht.
Met de komst van kunstmest, toen iedereen meer en beter gras
kreeg, kwam er een eind aan het verkopen van hooi en verpach-
ten van gras aan derden.
Net zoals met de scheepvaart op de Berkel werd hiermee een
stuk geschiedenis afgesloten.

Noten
1) “de hilde” = de stalzoldering. Deze bestond vaak uit boom-
stammen, die in doorsnede varieerden van 15 tot 20 cm. Daar
bovenop werd hooi, stro of ongedorste rogge opgeslagen.
2) “voor” betekent hier een “voer” hooi, d.w.z. de hoeveelheid
die op één hooiwagen geladen kon worden.
3) “het Pert weyden”= een paard laten weiden.
4) mijdelste = middelste.
5) een “deeltien” = een deeltje.
6) “Possy” = een deel (van portie)

Bronnen en Literatuur
1. “Den ligger 1783 Gerrit Olminkhof zijn schrijfboek”.
2. Bernhard Brons, Geschichte der wirtschaftlichen Verfassung
und Verwaltung des Stiftes Vreden im Mittelalter. Fotome-
chanische herdruk van de eerste druk uit 1907 (Vreden 1976)

Naschrift redactie
De Eibergse schrijver H.A. Huender had geen hoge dunk van de
Oldeneibergse uiterwaarden. Deze leverden volgens hem wel veel
hooi op, maar dat was van een minderwaardige kwaliteit door de
vele onkruiden en waterplanten. De uiterwaarden in Olden Eiber-
gen werden jaar op jaar geteisterd door zomervloeden.
(uit: H.A. Huender, Eibergen voorheen en thans, Lochem 1928,
blz. 100)
-15-

Snee

’t Was vandage vröst’rig weer,
een vlöksken snee veel zeukend neer.
D’r leep een peaken dwas duur ’t land
met een tösken gros en een kluutjen zand.
En boaven was de grieze loch
met zwatte kreien in de vloch,
dee krassend in dat trieste vaal
d’n dag nog kaler maakt as kaal.

Nog daalt de witte bieën neer,
de wind dee dreijt ze hen en weer.
Nog eafven drieft ze luk ve’dan,
dan plakt ze argens tegen an.
Op ’t peaken valt ze oaver ’t land
en ’t tösken gros en ’t kluutjen zand
bunt al neet meer te zeene.
Zo störf d’n dag in ’n snee… all ene’.

G. ODINK Jr.
Archief 1956.
-16-

Geschiedenis van een dorpscafé

Rond 1840 vestigde zich Hermannus Schuurman, getrouwd met
Gerritjen Florijn, beiden afkomstig uit Geesteren bij Borculo,
in Eibergen aan de Grotestraat, tegenover de N.H. kerk.
Schuurman begon hier een logement annex boerderij, onder de
naam “Het Witte Paard”. Naast logementhouder was Schuurman
voerman bij de Eibergse Stoomblekerij van Ten Cate. In de eer-
ste tijd van het bestaan van logement/café Schuurman was de
ene helft van de beschikbare ruimte “stal” waar de koeien ston-
den, en de andere helft “gelagkamer”, waar bier en jenever
werd getapt. Onder zijn zoon Jan Schuurman, die hier van 1908
tot 1922 caféhouder was, was deze situatie al veranderd en wa-
ren de koeien uit de caféruimte verdwenen. De klandizie van
dit soort dorpscafé’s bestond veelal uit bouwvakarbeiders, zo-
als timmerlieden, metselaars en opperlieden, die hier een
neutje kwamen halen om de op de steigers opgelopen kou te ver-
drijven. Hoogtijdagen voor de caféhouders waren de volksfees-
ten en vooral de voor- en najaarskermis. Dan werd er fors ge-
dronken en zat het geld los in de knip. Afrekenen gebeurde
meestal na de kermis, waarvoor men uiteraard weer in het café
moest zijn. In vroeger dagen werd in de cafe’s ook wel jenever
geschonken in extra grote borrelglazen, die een inhoud van drie
normale jeneverglaasjes hadden. Men nam dan soms het nog half
volle glas mee naar een ander café om het daar verder leeg te
drinken. Tijdens de kermisdagen trok men vaak van het ene naar
het andere café en men vond het dan jammer om ergens een half
vol glas te laten staan.

Blijkbaar liepen de zaken voor Hermannus Schuurman zo goed,
dat, op aanraden van een vertegenwoordiger van een brouwerij,
zijn zoon Jan Schuurman een vergunning aanvroeg voor de verkoop
van sterke drank in het klein, in het pand van Fokkink aan de
Grotestraat (destijds Dorpsstraat geheten), welk pand onlangs
is afgebroken voor de bouw van het nieuwe gemeentekantoor. Hij
kreeg de gevraagde vergunning en oefende daar dus toen het be-
roep van caféhouder uit, al zal dit toendertijd wel niet veel
te betekenen hebben gehad.
Op 23 april 1908 trouwde hij Gerritjen Sprukkelhorst en ver-
huisde toen naar café “Het Witte Paard”, dat hij van zijn va-
der had overgenomen. Zijn vader Harmannus had intussen een
nieuw café gebouwd op de hoek Beltrumseweg/Hupselseweg. Na
diens overlijden op 30 april 1910 zette zijn vrouw de zaak
voort met behulp van H.J. Bats.
-17-

Reohts op de voorgrond oafê Schuurman (“Het Witte Paard”).

Deze H.J. Bats was botermaker van beroep en nam zijn intrek bij
de weduwe Schuurman. Hij trouwde later met de dochter Johanna
Hendrica Schuurman. Vanaf die tijd heet dit café nog steeds
“café Bats”.
In de loop der jaren bleek Jan Schuurman van “Het Witte Paard”
toch niet de juiste instelling te hebben voor het beroep van
kastelein. In 1922 werd café “Het Witte Paard” verhuurd aan A.
van Ark, die zich later als N.S.B.-er ontpopte. Het eens zo ge-
zellige dorpscafé, waaraan nog heel wat oudere Eibergenaren de
beste herinneringen hebben, werd een N.S.B.-kroeg, waar een
rechtgeaard Nederlander zich liever niet liet zien. Regelmatig
werden er bijeenkomsten gehouden van de nieuwe partij, waaraan
ook vaak de beruchte landwachters Hoks en Kerkdijk deelnamen.
“Het Witte Paard” was in de ogen van de Eibergenaren een zwart
paard geworden. Later is me gebleken, dat Van Ark voor een
krats huisraad heeft gekocht van de schuin tegenover hem wonen-
de Joodse familie Herschel nadat die in juli 1942 was gedepor-
teerd.
-18-

Na de oorlog is de zaak in handen gekomen van Hermanus Schuur-
man, een zoon van de vroegere eigenaar Jan Schuurman. Deze ver-
anderde de naam “Het Witte Paard” in “Het Centrum”, waarna in
het café weer dezelfde prettige dorpssfeer heerste als vroeger.
De voetbalclub “De Eibergse Boys” maakte er haar clubcafé van,
omdat het hier gezelliger was, dan in het oude clubcafé van
Kroneman. De bestuursvergaderingen van de club werden gehouden
in de opkamer. In het Boysjournaal (zie hiernaast) bespraken
Kees en Bart, gezeten voor het clubcafé, de wedstrijden en het
verdere wel en wee van de vereniging.

Later onderging het pand een fikse verbouwing en werd de service
aan de reizigers, die hier ’s middags kwamen eten, uitgebreid.
Ondanks deze vernieuwingen bleef café Schuurman een echt dorps-
café. De nieuwe naam “Het Centrum” is dan ook nooit helemaal
ingeburgerd. Het café was en bleef bekend onder de naam “café
Schuurman”. In 1968 zag ook Hermannus Schuurman zich genood-
zaakt uit het cafébedrijf te stappen.
Na Schuurman kwam P.A. Honing in de zaak. Deze werd een jaar
later opgevolgd door G.A. Schutten. Intussen was het karakter
van de zaak geheel veranderd en de naam was gewijzigd in “Cen-
trum bar”. Schutten hield het na één jaar eveneens voor gezien,
hetgeen het einde van de “Centrum bar” betekende. Na het vertrek
van Schutten werd in het pand een chinees restaurant gevestigd.
Verschillende chinese restauranthouders hebben hier, met wisse-
lend succes, hun geluk beproefd. Thans heet het restaurant
“Wing Seng”.

Het oude vertrouwde dorpscafé van Schuurman is hierdoor voor-
goed verdwenen. De moderne tijd stelt nu eenmaal andere eisen,
ook ten aanzien van cafe’s en restaurants.
De gezellige ronde tafel, waaraan de stamgasten elkaar onthaal-
den op allerlei ware en onware verhalen, is voorgoed verdwenen.
Het café “Het Witte Paard” bestaat alleen nog in de herinnering
van de oudere Eibergenaren die er nog rond de café-kachel heb-
ben gezeten, welke een warmte uitstraalde die geen moderne cen-
trale verwarmingskachel kan geven.

Het witte paard is dood, morsdood.

Eibergen, 6 december 1985,
F.J. De Leeuw.
-19-

Bart: Zundag zalt noar Brummense Boys, Schuurman.
Sah.: Joa, Bat, Beernt zeg al loat ze un betjen bie tieds vot
goan, dan kont ze der B.I.K. meteene in de vlog der bie
met nemmen.
Bart: Den zeg zo volle, ik geleuve datte de leste tied ontzet-
tend kroes begunt te wodden. Hejum zundag zien striekken
met zienen niejen oaverjas? Hie had warempel ene hanse
in de hand en strek in ’t lange oaver ’t veld.
Sah.: Och, kwoad isse neet, moar net aj zegget, hee meent wal
dattet is, hee zit gleuf ik ok nog un betjen in ’t be-
stuur, dan wejt wal.
Kees: Hewwe nog ne kans of neet, den een zeg zus en den ander zo.
Bart: Kans hewwe wal, um gel te wodden ten minste, um kampioen
te wodden, buj belazerd.
Sah.: Dat moj neet zeggen Bat, THEORETIES.
Bart: Och Herman, schei oet, begin ie ok al met vrumde woorden,
zeg moar gauw hoevölle geld aj kriegt, dan stappen wie op.
Sah.: Een tien; 2 bier en 2 borrels.
Bart: Astoeblief Kees, goaj no met, of woj nog proaten?
Kees: Nee, ik goa met. Atju en Good goan.
-20-

Overpeinzingen bij een nieuwe loot aan liistorisclie stam

Een opvallend verschijnsel is gedurende de afgelopen decennia
aan het licht getreden. De huidige mensheid, die gezien in het
licht van de eeuwigheid in een korte spanne tijds na afloop van
de Tweede Wereldoorlog een enorme technische ontwikkeling aan
zich voorbij zag trekken en materieel veelal in een ongekende
situatie is terecht gekomen, staat kennelijk een ogenblik stil
om terug te blikken hoe het vroeger wel was, hoe de omstandig-
heden toen waren en of de mensen van die tijd met hun levens-
omstandigheden wel of niet gelukkig waren, waar voorgeslachten
vandaan kwamen en hoe zij hun verschillende levensfases hebben
beleefd.
Kortom, een hang naar het verleden manifesteert zich heden ten
dage duidelijk bij verschillende bevolkingsgroepen, hetgeen met
name tot uitdrukking is gekomen in de oprichting gedurende de
recent achter ons liggende jaren in bijna elke gemeente in de
Achterhoek of Liemers van een historische kring of werkgemeen-
schap. Reeds bestaande groeperingen mochten zich daarbij ver-
heugen in een sterke groei.
Ook aan Eibergen is deze ontwikkeling niet voorbij gegaan, al
zijn daar reeds jarenlang enkele stichtingen met een specifiek
historisch doel aanwezig (Stichting Piepermolen, Mallumsche Mo-
len, museum “De Scheper”) en kent Beltrum al geruime tijd de
Stichting Oud Beltrum.
Vanzelfsprekend juicht onze regionale, op de Achterhoek en Lie-
mers gerichte, vereniging de verhoogde belangstelling voor de
plaatselijke historie van harte toe.
Alle plaatselijke of regionaal gerichte organisaties, die zich
met het verleden bezig houden, kunnen in de toekomst hun krach-
ten bundelen om te strijden voor een aantal zaken op historisch
gebied waar het in de Achterhoek en Liemers nog steeds aan ont-
breekt. Hierbij dient o.a. gedacht te worden aan het wegwerken
van “witte plekken” op de kaart van goed geoutilleerde plaatse-
lijke of streekarchieven, het bevorderen van de terugkeer van
archiefstukken naar de regio waar deze vanouds thuishoren, zo-
dat geen kostbare reizen meer behoeven te worden ondernomen
door streekbewoners om deze stukken te kunnen raadplegen.
Verder het gezamenlijk, gelijk in Twente het geval is, de schou-
ders zetten onder één “Jaarboek Achterhoek en Liemers”.
-21-

Ook behoort daarbij het verkrijgen voor dit soort zaken van
meer politieke erkenning, die tot nu toe veelal is blijven ste-
ken in een ruime subsidiëring (rechtstreeks of versluierd) van
de sport, het sociaal-culturele werk en de muziekscholen.
Kortom, er is zowel voor plaatselijke als regionale verenigin-
gen op historisch gebied werk genoeg aan de winkel.
Gaarne wensen wij de jongste loot aan de Achterhoeks/Liemerse
oudheidkundige stam een voorspoedige ontwikkeling toe.

Het Bestuur van de oudheidkun-
dige vereniging “De Graafschap”.

Eibergen in de wereld van het boek
^^^ * -%„
De stichting “Eibergen in de wereld van
het boek” heeft als voornaamste doelstel-
ling het verzamelen van alles wat ooit over
de Gemeente Eibergen is geschreven en daar-
naast alles wat Eibergenaren ooit aan het
papier hebben toevertrouwd.
Op zich heel nuttig, maar als je zo’n ver-
zameling bijvoorbeeld keurig in een kluis
zou gaan opbergen, heeft vrijwel niemand er wat aan.
Vandaar dat U onze bescheiden verzameling, die echter wel lang-
zaam groeit, aantreft in de Openbare Bibliotheek Eibergen, zo-
dat iedere geïnteresseerde kan lenen en lezen, want dat is ons
uiteindelijke doel.
Dat Eibergen nu haar Historische Kring krijgt vinden wij prach-
tig! Leden van deze kring zullen zeker geïnteresseerd zijn in
hetgeen wij bijeengebracht hebben en omgekeerd hebben wij be-
langstelling voor hetgeen zij ongetwijfeld zullen verzamelen
in boek en geschrift.

In ’t Eibargs e’zeg: “Twee hande op enen boekl”

Veel succes en veel leden gewenst.

namens het Bestuur,
W.J. Heinen, secr.
-22-

Boekbespreking

“Mattheuskerk Eibergen 50 jaar”,
door F.J. de Leeuw.
Dit boekwerkje, dat verschenen is
n.a.v. de vijftigste verjaardag
van de kerkwijding in 1935, vult
weer een lacune op in de kerkelij-
ke geschiedenis van Eibergen.
Een lacune, omdat na het verschij-
nen van artikelen van Hendrik Odink
over de Hervormde Gemeenten van Rek-
ken en Haarlo (oorspronkelijk ook
kerkelijk onder Eiberqen vallend)
en het boekje van E.H. Wesselink
(“Kostgangers van onze Lieve Heer”)
over de Hervormde kerk van Eibergen,
er nog geen overzicht was van de ge-
schiedenis van katholiek Eibergen
na de reformatie.
F.J. de Leeuw, van wiens hand meer artikelen en boekjes over
Eibergen verschenen, is er in geslaagd deze lacune op te vullen.
Het is niet bij een nostalgisch omzien gebleven, maar veel meer
een terugblik met een glimlach en hier en daar een kritische
noot van de auteur.
Na kort te zijn ingegaan op de kerkelijke geschiedenis van Ei-
bergen vóór 1616 (hervorming)’ en de periode van de schuilker-
ken, komt De Leeuw bij de heroprichting van de parochie (tot
1855: “statie”) Eibergen. Na 1850 komt de katholieke emancipa-
tie in een stroomversnelling. Pastoor Van den Hurk (1866 – 1903)
was daarachter de drijvende kracht, mede dankzij zijn in Rus-
land belegd kapitaal.
De nadruk ligt echter – hoe kan het ook anders – op de parochie-
geschiedenis van de laatste 50 jaren: de bouw van de huidige
kerk (waarvan een perspectieftekening is afgebeeld, die niet
geheel overeenkomt met de werkelijke situatie), het interieur
(met onthullingen over de werkelijke schenker van het reliëf
achter het altaar).
Ruime aandacht is er ook voor de parochie in de oorlog en voor
de parochiële instellingen. Zeer aardig zijn de “losse flodders”.
F.J. De Leeuw verdient alle complimenten met dit uiterst lees-
bare, keurig verzorgde en rijk geïllustreerde boek.
Prijs: ƒ 12,50. Verkrijgbaar bij de auteur en in de boekhandel.
-23-

A a n de wieg

Als oudheidkundige vereniging staan aan de wieg komt niet vaak
voor. Veel vaker staat men stil bij de restanten e.d. en van-
daar speurt, zoekt men naar de bron, de wieg zogezegd.
Maar nu is het dan anders.
We staan nu aan de wieg van een vereniging, die zich evenals
Stichting Oud-Beltrum bezig gaat houden met de verschillende
facetten van de plaatselijke historie.
Uit eigen ervaring weten we, dat het begin zwaar en moeilijk
is. Maar het enthousiasme en de inzet van de initiatiefnemers
van Uw vereniging bekijkend, hebben we alle vertrouwen op het
overwinnen van de kinderziekten en dat de Historische Kring
Eibergen zal uitgroeien tot een gezonde vereniging.
We hopen met uw vereniging verschillende aktiviteiten gezamen-
lijk uit te voeren, temeer daar we erg veel raakvlakken hebben.
Wij feliciteren U met deze eerste uitgave “Old Ni-js” en probe-
ren in de toekomst ook bijdragen te leveren, om zo voor de ge-
meente Eibergen een goed blad tot stand te brengen.

Beltrum, december 1985. Stichting Oud-Beltrum.

Algemeen Rijksarchief (A.R.A.)

Een belangrijke taak voor de Historische Kring Eibergen ligt op
het terrein van het ontsluiten en toegankelijk maken van allerlei
soorten archieven. Daarom is de volgende mededeling van de heer
J. Seekles uit Zoetermeer voor ons van belang.
De heer Seekles is werkzaam op het Algemeen Rijksarchief (A.R.A.)
te Den Haag en is daarnaast bezig met het inventariseren van de
archieven van de Nederlands Hervormde Gemeenten in de Kring Win-
terswijk (w.o. Eibergen en Rekken). De heer Seekles heeft ons
medegedeeld “corresponderend lid” te willen worden van de Histo-
rische Kring. Dat wil zeggen, dat hij op verzoek van leden van
de H.K.E. in het A.R.A. wil kijken welke bronnen daar aanwezig
zijn voor zijn voor zijn of haar onderzoek met betrekking tot de
Eibergse geschiedenis. Leden die denken dat er op het A.R.A. ar-
chieven zijn die voor hun onderzoek van belang zouden kunnen
zijn, kunnen contact opnemen met de heer J. Seekles, te bereiken
op het A.R.A., tel. 070 – 814381 toestel 422.
•24-
-25-

Veldnamenonderzoek en nog wat

Dat wegen en rivieren namen hebben weten we. Er staan dan ook
meestal naambordjes bij. Maar stukken grond, zoals weilanden en
akkers hebben ook vaak een naam. Een naam die vaak heel oud is
en mondeling overgeleverd is.
Nu gaat het met deze veldnamen al net zo als met andere dingen
van vroeger: ze verdwijnen snel. Door de ruilverkaveling veran-
dert het landschap, er ontstaan nieuwe, vaak grotere percelen
en nu al zijn het meestal alleen nog de oudere mensen die weten
hoe bepaalde stukken land heten of vroeger genoemd werden.
De bedoeling van het veldnamenonderzoek is om deze namen te ver-
zamelen en op kadasterkaarten, die de situatie van voor de ruil-
verkaveling weergeven, in te tekenen. Dit verzamelen is aan be-
paalde regels gebonden, de verzamelde gegevens moeten zo betrouw-
baar mogelijk zijn; het betreft wetenschappelijk onderzoek.
Het veldwerk wordt begeleid door het Staringinstituut te Doetin-
chem en de gegevens worden doorgegeven aan het Meertensinstituut
in Amsterdam. Dat instituut houdt zich o.a bezig met dialect-
onderzoek.
Hoe gaat dat nu in de praktijk?
De veldwerkers gaan, meestal met z’n tweeën, ‘de boer op’ en pro-
beren iemand te vinden die nog oude namen weet. Het is zaak de
mensen duidelijk te maken waarvoor je komt en als je eenmaal
binnen bent, kun je de kaarten op tafel leggen. Wanneer de één
vraagt, kan de ander ondertussen de gegevens opschrijven. Het is
prettig als je dialect spreekt. Ik kan het helaas niet, maar de-
gene met wie ik op pad ga wel. De namen moeten namelijk in het
dialect genoteerd worden. Het is ook handig om goed te kunnen
kaartlezen, maar dat is iets, wat je al doende leert.
Soms kom je in een uurtje heel wat te weten, soms valt het tegen.
Vaak kunnen mensen je dan wel weer verwijzen naar iemand die er
wel wat van weet.
Het hiernaast afgedrukte kaartje geeft het voorlopig resultaat
te zien van onderzoek in Rekken bij de Borgweg. Hoewel het ver-
klaren van de namen eigenlijk werk is voor de taalkundigen-dia-
lectkenners, kun je het een veldwerker nauwelijks kwalijk nemen,
als hij of zij bij een naam als ‘”n Möllendaal” zich afvraagt,
of daar vroeger een molen gestaan heeft. Als de informant nog
weet te vertellen dat daar vroeger palen in de bedding van de
Berkel zaten, dan zijn we voor dat we het weten met historisch
onderzoek bezig.
-26-

Bij het zoeken naar veldnamen stuitte ik op de namen Twistveld
en Krakeel. Hendrik Odink heeft daar al over geschreven en de
Historische Kring Haaksbergen weet er ook heel wat van.
Er was ruzie om een stuk land tussen de marken van Langelo en
Rekken, een ruzie die uitgroeide tot een geschil tussen Gelder-
land en Overijsel. In het Rijksarchief in Arnhem bevinden zich
kaarten die gemaakt zijn n.a.v. die grensgeschillen in de acht-
tiende eeuw. Eén van die kaarten heb ik hier nagetekend:

. : – ^ – / ^ – ‘ –

H-duc^^^rr’^^ u-.,(c -X- ^ z^-
V

‘”^^'”” ^^^^^^^r;:^-—-—_____^^ 1

(u>/»i\

De eerste linie is uiteindelijk de grens geworden tussen Over-
ijsel en Gelderland. De tweede linie is op de stafkaart nog
terug te vinden in de verkaveling. De Hellecampspaal staat er
nog of althans zijn opvolger. Op de plaats van de Juridictie-
paal staat nu paal no. één.
“Veldnamenonderzoek en nog wat”.
Dat “nog wat” zijn interessante zaken die je soms tegenkomt.
Voor mij zijn dat de krenten in de pap.

Eibergen, december 1985, H.K. Berloth.
-27-

‘J)^ y-tèr^le^C-c(^*^^fi^5Pcx^cL^
t^’ff^
De Hellecampspaal in de herfst 1985, getekend door H.K. Berloth.
-28-

Beltrum als buurtschap in de middeleeuwen

Volgens het “Normina Geografioa Neerlandia” (Leiden 1893) komt
de eerste vermelding van Beltrum voor in 1228 als Bel teren.
In het “Güterverzeichnis Graf Heintioh von Dale”, dat uit de
13e eeuw dateert, vinden we al een aantal boerderijnamen die
teruggaan naar het jaartal 1188.
Deze zijn: HELMERKIN, erf HORSTWIC, erf
ROTHMUNDINC, erf VRANKINC, erf

In de “Gründungsgeschïahte dev Stiftev im Beveiche des alten
Bisthums Munster” (Tibus), wordt Beltrum in 1342 als “LEGIO”
vermeld. Er zijn slechts 15 vermeldingen van “LEGIO” of “LEGI-
ONE” bekend. Deze term was alleen gebruikelijk in Twente en
het Münsterse deel van Oost-Gelderland.
De term “Legio” of “Legione” en de daarmee gelijkwaardige Oost-
Middelnederlandse term “Leitscap” of “Lescap”, slaat in deze
periode op “buurtschap”, zoals te zien is in de volgende ver-
melding:
“Mansus MENCINCH in Legione Beltrum in PAROCHIA Groenlo”
Het begrip “mansus” betekent hier “hoeve”.
In deze periode zal Beltrum uitgroeien tot een vrij omvangrijke
buurtschap met een zekere kern van boerderijen gelegen om de
Beltrumse Es. Met de term “Belt”, waarvan men zegt dat de naam
Beltrum is afgeleid, zal waarschijnlijk de Beltrumse Es bedoeld
zijn. Het opvallende is, dat een aantal oude boerderijen daar,
in een voor die tijd althans dichte groep, teruggeplaatst moes-
ten worden. Dit is echter niet op de plaats van het later ont-
stane dorp.
In de daarop volgende eeuwen komen we de namen van de buurt-
schappen Beltrum, Lintvelde en Avest regelmatig tegen in de
leenregisters met de daarin liggende boerderijen.
De boerderijen, gelegen in deze buurtschappen, waren praktisch
allemaal leengoederen van verschillende leenheren, zoals: de
de graaf van Gelre, Heer van Vorden, Het Kapittel van de Sint
Janskerk te Utrecht, de heer van Borculo enz. Zo geleidelijk
aan zijn bijna al deze leengoederen in zelfstandig eigendom van
de boeren overgegaan.
-29-

Tot de 18e eeuw is het voor de boeren geen rustig wonen geweest.
Voortdurend was dit stukje platteland strijdtoneel en leger-
plaats voor de troepen die Grol belaagden. De belegeringen van
Grol door prins Maurits en Frederik Hendrik en afgewisseld door
Spaanse heroveringen.

AVEST/OVES 1294/95
erf ten Bouhuus 1428 erf Wensinc 1415

LINTVELDE/LINTFELDE 1150
erf Bel brugge 1386 erf Haerkeldinck 1378
erf Hadebolding 1386

BETRUM/BELTEREN 1288
erf ten Ahues 1428 erf te Gunnewijck 1473
erf ten Bernynck 1378 erf Hoeghencampe 1428
erf Brantking 1433 erf Hiiskinghoff 1428
erf Koelinek 1378 erf tot der Lucken 1498
erf Gebbinck 1378 erf Mencinck (Mentinck) 1382
erf Theyodinck 1395 erf Roetingshofstede 1473
erf to Honninck (=Hemmynck) 1356
erf Grote, Luttel Naas 1473

Beltrum, december 1985,
M. Verheijen – Klein Gebbinck.

Literatuur
1. B.H. Slicher van Bath, Mensch en Land in de Middeleeuwen.
Bijdrage tot een geschiedenis der nederzettingen in Ooste-
lijk Nederland. 2 delen (Gysbers & Van Loon, Arnhem 1977).
2. A. Tibus, Gründungsgeschichte der Stifter im Bereiche des
alten Bisthums Munster, 1867 – 1869, 2 Bde.
3. Das Güterverzeichnis Graf Heinrichs von Dale (1188), her-
ausgegeben von F. Philippi und W.A.F. Bannier. Bijdragen en
Mededeelingen van het Historisch Genootschap te Utrecht
XXV (1904), blz. 365 e.v.
-30-

Zwolle, de verre katholieke buurtschap

“Zwolle is voor de meeste Eibergers onbekend land.
Historisch en geografisch behoort het dan ook bij Groenloo.
Zoo komt het ook, dat maar weinigen weten, hoe mooi het hier
is. Van Eibergen voert een lange weg door de heide erheen. Aan
de linkerkant rijzen over de wijde vlakte met hei, gagel en
riet de donkere ‘Smitsbosschen’ omhoog.”
Zo begint H.W. Heuvel zo’n 70 jaar geleden zijn reisverslag
over de buurtschap Zwolle. Hij verhaalt verder:
“Even piekt het torentje van Zwilbroek in het Duitsche Munster-
land boven ’t geboomte uit. Achter ons staat Eibergens toren
als een baak aan ’t einde der rechte heirbaan en voor ons uit
in nog wijder verschiet bemerken we flauw als een vaag lijntje
den toren van Winterswijk.
Bij Overkamp, waar een antieken koepel in den lommerrijken
tuin staat, snijden we den weg Groenlo – Zwilbroek en kiezen
aan de overzij den ‘Klaverdijk’ rechtsaf.
Eerst gaat het door bosschen met aardige sparrelaantjes; straks
opent zich naar ’t Oosten een ruim vergezicht: het Hooge Zwil-
broeksche Veen en daarachter heuvelen, heel ver weg in het
Duitsche land. Straks kruisen rails onzen weg, waarover de
leemwagentjes rollen door het dennenbosch naar een steenbakkerij.
Het land wordt al boschrijker. Weer een torentje, dat uitkijkt
boven het hout. Een kapelletje misschien? Neen, ’t is de Open-
bare School der buurtschap Zwolle.
Och, hoe aardig ligt dat schooltje met het speelplein ervoor
en het meestershuis ernaast daar te midden der bosschen.
Wat een eenzaam leven voor zo’n onderwijzersgezin, denkt de
stedeling, maar de vriend van natuur en van ’t eenvoudig land-
volk droomt er van een idylle.
Een zandweg oostwaarts door het boschland voert naar de Duit-
sche grens en we denken aan smokkelaars en hun nachtelijke
avonturen. Een paadje rechtsaf, straks een smal laantje door
dichte bosschages met overvloed van boschbes, waar we opeens,
verscholen tusschen de groene loofbosschen de oude hofstede
HET WISSINK zien liggen. Het achterhuis met de drie hooge ge-
vels aan den ruimen brink is nieuw. Maar het voorhuis van rood
en zwarten baksteen, dat nog hooger uitsteekt en in den achter-
gevel, dat achttiende eeuwsche duivengaten vertoont, maakt een
recht antieken indruk.
-31-

Eet ewe Wis sink.
De voorgevel schuilt geheel weg achter de hooge linden. Boven
de ramen ziet men twee zerkstenen als een opengeslagen boek,
de ene een zonnewijzer en de ander den zweetdoek der heilige
Veronica vertoonend. In keitjes van het straatje voor ‘ t huis
leest men: I B W(issink) 1787 en G S K (dit is Gesina Knikkink).
Voor het huis de lommerrijke boomgaard, rondom het erf openen
zich oude 1 andhekken naar idyllische wegjes, die verdwijnen in
de bosschen of voeren naar weidjes, door houtgewas omgeven,
waarlangs een beekje kronkelt met de weelderigste vegetatie op
den oeverwal. Een kruidenzoeker zal hier mooie en zeldzame plan-
ten vinden. Dit vlietje en een volgend dienen vooral tot afvoer
van het water, als de Slinge overvloeit.
Het Wissink is oud. In 1501 is dat goed WISKINCK in den kerspel
van Gronle in der buerscap van Swolle leenroerig aan Johan van
Besten, die ook Wissinck in Lempede onder Geesteren bezat. In
1702 werd het gekocht door Derk Wissink.
Wanneer we van Wissink den zandweg naar Meddo en Winterswijk
inslaan, komen we door een sparrenlaantje aan de Slinge. Eerst
ligt daar LUTTIK-OOSTERHOLT en wat verder OOSTERHOLT, beide an-
tieke hofsteden, elk met een brug over ’t stroompje. Wondermooi
-32-

is ginder bij het achterste huis, dat zoo aardig uitkomt tegen
een achtergrond van hooge boomen, die Slingebocht met de rus-
tieke brug. Hier moet eens, omringd door een gracht, het erve
en goed van GROOT-OOSTERHOLT gelegen hebben, dat met het nabij
gelegen EVERDINCK door Jan Luykens grootvader Christoffel in
1623 voor zijn gerechte helft verkocht werd aan Bernt Weninck
en diens huisvrouw Fenna.
Christoffel Luyken woonde toen te Essen in Bergsland, maar was
zeker van Oosterholt afkomstig. Zoo zou de liefde tot de natuur,
die zijn kleinzoon bezong in schoone verzen, een Achterhoekse
erfenis zijn. LUTTIK-OOSTERHOLT in de buerscap Zomerso wordt
al in 1379 genoemd. In 1455 was er mee beleend Rutger van Oos-
terholt, geheiten Sluyter.
In deze buurt werd aan de Slinge in 1832 het eerste tertiair
gevonden: leemlagen met schelpen van een voormalige binnenzee.
Haaientanden en kreeftenoogen vindt men in de buurt van Knikkink.
Van Wissink op Groenlo aan komt men door een paar laantjes met
wilde bosschages, vol boschbesplekken en adelaarsvarens, bij de
uitspanning REIJERINK. Een voederbak aan den weg, een schommel
en een wip in ’t lommer der boomen, nodigen den voerman tot
pleisteren en de jeugd tot spelen uit. ’t Is een kapitaal huis
en een steen in den voormuur vertoont het jaartal 1810. De rui-
me gelaqkamer heeft breede ramen en een vloer van kannenschroot
(uit Stadtlohn).
Voor de woning staat nog het Brouwhuis, waar gedurende ander-
halve eeuw bier werd gebrouwen, het ‘Sint Joapiks-beer’, dat de
boer in deze streken aan roggemaaiers en bindsters schenkt. Voor
een jaar of acht is de brouwerij gestaakt.
Een zandweg westwaarts door het boschland brengt ons naar Groen-
loo, waar de hooge slanke toren der R.K. kerk ons wenkt.”

uit: H.W. Heuvel, Gids voor Eibergen en Groenlo
— (Doetinchem 1920).
-33-

Ons zockptaatjt

Sinds onze oprichting, alweer bijna twee maanden geleden, is
er niet alleen een grote groei geweest van het aantal leden,
maar zijn ons ook van diverse zijden een groot aantal foto’s
en oude ansichten aangeboden die betrekking hebben op de ge-
meente Eibergen. Een feit is echter, dat op sommige foto’s per-
sonen en situaties zijn afgebeeld die wel te herkennen zijn,
maar waarvan ons de namen, de plaats, het tijdstip van opname
enz. nog ontbreken. Vandaar dat wij een beroep op onze lezers
willen doen, om ons uit de droom te helpen.

– Wie staan er op deze foto afgebeeld?
– Bij welk huis of boerderij zou deze foto gemaakt kunnen zijn?
– Had deze opname iets met een bepaalde gelegenheid te maken?
– In welk jaar zou deze foto genomen kunnen zijn?

Gaarne Uw reacties schriftelijk, telefonisch of mondeling aan:

Redactie “Old Ni-js”
p.a. K. Nieuwenhuizenstraat 5,
7161 VB NEEDE (tel.: 05450 – 4001)
-34-
Een stadsbrandspuit voor f 538,11

Inleiding
In juli 1756 werd op initiatief van Ds. Plegher door de kerke-
lijke en burgerlijke gemeente van Eibergen overgegaan tot de aan-
schaf van een grote brandspuit. Deze was schijnbaar nodig, on-
danks het feit dat er zeer waarschijnlijk in 1731 een spuit was
aangeschaft. 1) Men zou kunnen vermoeden, dat dit exemplaar een
kleine brandspuit was, aangezien in 1756 een grote brandspuit
werd aangeschaft.
Dat Ds. Plegher beide keren het initiatief nam hoeft niet vreemd
te lijken: de kerk werd in die dagen als eerste aangesproken als
er mensen waren die door brand have en goed hadden verloren en
dus armlastig werden.
Redactie.

“De aanschaf van een stadsbrandspuit door de burgerlijke en ker-
kelijke gemeente van Eibergen in 1756” 2)
“….omdat er geen meer Armen als door brandt komen….”, aldus
luidt een zinssnede uit het kerkeraadsbesluit van 12 October 1730,
waarin door de “Opzienders van de diakonie-armenstaat van Eibergen”
wordt besloten een bijdrage van 25 caroligulden voor de bekosti-
ging van een stadsbrandspuit te leveren.
Ook burgemeesters en gemeensluiden der stad omschrijven de aankoop
als hoogst noodzakelijk. In 1756 vindt met de gebroeders Almenum
uit Amsterdam overleg plaats over de vervaardiging van een (twee-
de) brandspuit. 3) Er is geen sprake van aanschaf ter vervanging
van een verouderd exemplaar, zodat mag worden aangenomen, dat ge-
durende 26 jaar geen serieuze pogingen zijn ondernomen om de brand-
veiligheid in Eibergen te verhogen.
In een brief van 6 juli 1756 doet Abraham Simons verslag van een
bezoek, tezamen met de heren Ten Caete en Ten Vaarwerk, aan een
aantal brandspuitmakers in Amsterdam. De kosten van een grote
brandspuit bedragen tussen de 570 en 608 gulden, die voor een
kleine tussen de 360 en 390 gulden.
Na overleg met de burgerlijke gemeente wordt op 18 juli 1756 aan
de gebroeders Pieter en Wijbrand Almenum, generale brandmeesters
der stad Amsterdam, de opdracht gegeven een grote brandspuit ter
waarde van 608 gulden te vervaardigen.
In zijn brief van 3 augustus d.a.v. stelt Ds. Rutger Plegher, dat
de opzienders van de burgerlijke en kerkelijke gemeente genegen
zijn een brandspuit van 658 gulden te kopenl
-35-

Hij verzoekt om een prijsopgaaf voor een brandspuit met houten
bak en zonder wielen, as en riemen.
Drie dagen later schrijven Wijbrand en de weduwe van Pieter Al-
menum aan Ds. Plegher, dat een dergelijke brandspuit 520 gulden
zal gaan kosten.
De levering vindt plaats op 10 november 1756, zodat de burger-
lijke en kerkelijke gemeente van Eibergen debet zijn aan de fir-
ma Almenum een bedrag van 538 gulden en 11 stuivers, hetgeen als
volgt gespecificeerd is:
Een grote houtebaks slangbrandspuit voorsien met
100 voets brandspuijtsleereslang, 28 a 40 voets
zeï-jldoekse waterslang, sak, schraag, gereedsahap-
jak, ophaaltouw en verder toebehoren
8 liter geprepareerd smeer om de leerstange
n- 520:1

mede te smeer e a 12 stuivers
voor de pakkas, inpakke, binde met touw, vaatje
n- 4:16

tot het smeer, scheepbrenge n- 13:15
fl. 538:11
Ter voldoening van dat bedrag wordt aan Baron van Mulert tot
Odink een bijdrage gevraagd en in Eibergen en de buurtschappen
een collecte gehouden. Naast de gif-
ten van de diakonie (75 gulden), de
PT)S (.ia Gi.OLlio)ecuk
Provisorie (75 gulden) en de Gemeen-
SI \ N C , – n R ANi:>-bPUl r i
te (50 gulden) wordt door de gemeen-
teleden een bedrag van circa 130
gulden opgebracht, zodat op 30 maart
1757 in een eerste betaling een be-
drag van 330 gulden voldaan wordt.
Een tweede betaling volgt in 1759.
Van de aflossing van het resteren-
de schuldbedrag wordt geen melding
gemaakt, vermoedelijk zal de vol-
doening daarvan voor 1763 hebben
plaatsgevonden, want Wijbrand Alme-
num schrijft op 11 maart 1763 aan
Ds. Plegher, dat de 60 en 80 voets
slangen op korte termijn vervaar-
digd kunnen worden. Uit de brief
blijkt niet, dat tussen Almenum en
Plegher onenigheid zou bestaan over
de aflossing van een uit 1756 date-
rende schuld.
Zoetermeer, dec. 1985. J.J. Seekles
-36-

Noten
1) J.G. Vos, 250 Jaar brandweer te Eibergen (Eibergen 1981),
blz. 10 – 11.
2) Archief hervormde gemeente Eibergen, inv. no. 52 (voorlopig). |
3) Een tweetal bestekken voor een grote en een kleine brandspuit,
vervaardigd door brandspuitmeester Berent van Hengelaar te
Zutphen.
I’
I

!

Museumstuk van de maand: D’n klomp van Ten Dolle

Het rijke bezit van het museum De Scheper is bij velen bekend.
De klompenmakerij, de boerenkeuken en, niet te vergeten, de ve-
le bodemvondsten zijn belangrijke publiekstrekkers. Toch telt
het museum ook vele stukken die gerekend kunnen worden tot de
“kleine historie”. Het is de bedoeling van de redactie van
“Old Ni-js” om regelmatig aandacht te schenken aan één van die
minder.bekende stukken.
We beginnen met de “rekeningenlijst” van klompenmaker H. ten
Dolle, die woonde op boerderij Te Spenke op de plaats van de
huidige kantine van Sportclub Eibergen op de Bijenkamp. Ten
Dolle schreef anno 1910 zijn hele debiteuren!ijst op een klomp
(een plankje van + 30 cm. lang). Was de klomp vol en hadden de
klanten hun schulden voldaan, dan werd er een stuk van af ge-
schaafd. Het gezegde “schrief ’t maor onder d’n klomp” werd
hier letterlijk toegepast. Zo’n eenvoudige, maar zeer prakti-
sche, administratie op de klomp kreeg het museum De Scheper van
de heer Groen, die het op zijn beurt had gekregen van zijn
schoonvader, die timmerman was.
-37-

Op de klomp in De Scheper staan de volgende namen afgedrukt:
Raspers 49, è H. Simmetink Boer 30
W. üoltmaat 52,5 Sirrme tink 45
Vrouw Grijzen 32,5 B. ten Broeke 35
Vrouw W. Olminkhofen (?) 40 Dieke Simmetink Neeseweg 42,5
22 mei H. Hooks 2 paar 125 Trui 45
D. Boer ink 2 paar 95 Blois (?) 2 groot 50
D. Nijenhuis 22,5 Ja Bos 42,5
W. Luggenhorst 20 B. üasseto 40
’t Eigenhuis 42,5 H. Hottmaat 32,5
Dieke Simmetink Neeseweg 35 B. Hasseto 40
A.J. Stokkers 50 M. Simmetink Boer 35
Jan Temmink 30 G. Hasselo 40
E. Simmetink Neeseweg 50 Grooters 2 paar 92,5
A. Rooks 40 45
Jan Simmetink 32,5 Jan Nijenhuis 45
Vrouw ten Broeke 44,5 Bos 35
Boer 32,5 Vrouw Simmetink 35
W. Simmetink Boer 45

Niet alle namen zijn meer even goed te lezen, maar de meeste
kon Herman Schepers van De Scheper nog achterhalen.
Door alle namen staat overigens een streep; er is dus betaaldl
De namen zijn te onduidelijk om een foto van de klomp in dit
blad te plaatsen, maar wie dit voorbeeld van vroeg 20ste eeuw-
se administratie wil zien kan uiteraard in het museum terecht.

Eibergen, december 1985 G. Dijkstra,
H.G. Schepers.
-38-

Mallumse Molen en Piepermolen

In de Gemeente Eibergen mogen we ons nog in het gelukkige bezit
verheugen van twee molens: de Mallumse Molen en de Piepermolen.
De Mallumse Molen is een waterradmolen. Deze molen, die eigen-
dom is van de Stichting “de Mallumsche Molen, ligt op één van
de mooiste plekjes van Eibergen. De Stichting werd in 1948 op-
gericht en kreeg als doel: de aankoop, het restaureren en het
beheren van de Mallumse watermolen. Na aankoop van de molen
werd deze grondig gerestaureerd. Deze molen verkeert thans in
een goede staat van onderhoud.
Elke zaterdagmiddag is de molen in bedrijf, waarbij ook graan
wordt gemalen. Aan belangstellenden wordt meel verkocht, terwijl
de molen uiteraard voor het publiek toegankelijk is. De vrijwil-
lig molenaars vertellen u graag alles over hun molen
Naast de molen bevindt zich het Muldershuis. Nadat het stich-
tingsbestuur ook dit gebouw had weten te verwerven, is het in
1975 gerestaureerd. Het bestaat uit een woon- en een bedrijfs-
gedeelte. Het bedrijfsgedeelte heeft een functie in de sociaal-
culturele sfeer en wordt als zodanig gebruikt voor diverse ver-
gaderingen en bijeenkomsten. Sinds enige tijd is het bovendien
(onder bepaalde voorwaarden) toegestaan het gebouw te gebruiken
voor recepties en dergelijke.
Een groot aantal Eibergenaren zijn lid van de “Vriendenkring
van de Mallumse Molen”. Mede door de financiële steun van deze
Vriendenkring blijft het mogelijk het gestelde doel, te weten
instandhouding en beheer van molen en Muldershuis, te bereiken.

In Rekken bevindt zich de Piepermolen. Dit betreft een zogenaam-
de windkorenmolen (type beltmolen). Na het overlijden van Herman
Pieper in 1965 kwam deze molen in het bezit van de daartoe opge-
richte “Pieperstichting”. In 1970 werd een grondige restauratie
uitgevoerd. Ook deze molen is in de regel op zaterdagmiddag in
bedrijf en toegankelijk voor het publiek. Voor deze molen geldt
echter wel, dat het draaien mede afhankelijk is van de hoeveel-
heid wind. De molen ondervindt daarbij nogal wat hinder van en-
kele nabij gelegen bosjes.
Het naast de Piepermolen gelegen Muldershuis is helaas enkele
jaren geleden door brand verloren gegaan. Dit Muldershuis was
overigens geen eigendom van de Pieperstichting.
Onderhoud en exploitatie van de Piepermolen wordt gedeeltelijk
mogelijk gemaakt door financiële steun van de “Vriendenkring
van de Piepermolen”.
-39-

Boven: pentekening Mallumse Molen bij Eibergen

Onder: De Piepermolen in Rekken.
-40-

Beide molens doen elk jaar enthousiast mee aan de activiteiten
rond de Nationale Molendag en de Landelijke Fietsdag op de
tweede zaterdag in mei. “Vriendenkring van de Mallumse Molen”,
secr.: L.A. van Dijk, De Blomsgaarden 26, Eibergen. “Vrienden-
kring van de Piepermolen”, secr.: G.J. te Velthuis, Zuid-Rek-
kenseweg 20, Rekken.
Namens de Stichtingen en de Vriendenkringen: H.J. Muntendam.

Keert oude gevelsteen terug in nieuwbouw?

Ergens in de Mallumse Molen staat nog steeds een gevelsteen,
afkomstig uit het oude gemeentehuis van Eibergen dat tussen
1870 en 1925 in gebruik geweest is.
De gevelsteen, met gemeentwapen van Èibergen, werd bij de sloop
van het gebouw – dat stond naast de hervormde kerk – wel be-
waard, maar kreeg geen nieuwe bestemming.
Het oude gemeentehuis is in de 19e eeuw gebouwd onder leiding
van burgemeester Van Heeckeren. De eerste bestemming was een
school. Toen in 1870 de school op de Hagen werd gebouwd, werd
het in gebruik genomen als gemeentehuis. Dat bleef het tot
1925, toen de veel fraaiere villa van oud-burgemeester Smits
in gebruik werd genomen. Het heeft daarna nog dienst gedaan
als onderkomen voor de politie, de mulo en het plaatselijk bu-
reau voor de registratie van vee. In de boekjes “Eibergen in
oude ansichten” 1 (blz. 18) en 2 (blz. 23) is het oude gemeen-
tehuis nog te zien.
De gevelsteen is wellicht bruikbaar om een plaatsje te geven
in de muren van de nieuwe vleugel van het huidige gemeentehuis.
Het zou te prijzen zijn als het Eibergse gemeentebestuur die
mogelijkheid eens onderzocht.
Wellicht zou dan tevens de wapensteen uit Huize Mallum, die nu
in de hal van het gemeentehuis ligt, een plaatsje kunnen krij-
gen in een muur van de nieuwbouw. Nu kan er nog aan gedacht
worden. Indien de bouw voltooid is, is het al weer te laat.
De grond die is uitgegraven voor de nieuwe vleugel is voor een
deel veiliggesteld. Het gaat dan om grond uit de voormalige
slotgracht van Den Borg, het kasteel dat op de plaats van het
gemeentehuis moet hebben gestaan. Op een diepte van vier meter
is de gracht duidelijk te zien. Hij was zes meter breed en
circa 1.75 meter diep. In de grond uit de gracht hoopt men het
nodige te vinden aan gebruiksvoorwerpen uit de middeleeuwen.

Het Bestuur.
-41-

Interessen van de leden

Op de volgende twee bladzijden is de ledenlijst afgedrukt. Deze
lijst is bijgewerkt tot en met 31 december 1985.
De cijfers in de laatste kolom geven aan voor welk gebied van
historisch onderzoek onze leden de meeste belangstelling hebben.
De categorieën naar welke deze cijfers verwijzen, vindt U hier-
onder aangegeven.
Niet alle opgegeven interessen zijn in een aparte categorie
ondergebracht, dat zou voor de redactie ondoenlijk zijn geweest.
Daar waar verwantschap verwacht kan worden, zijn bepaalde inte-
ressen ondergebracht in één categorie, b.v. dialect is met fol-
klore en oude gebruiken ondergebracht in één categorie (3). An-
dere categorieën zijn gescheiden, hoewel combinering ervan zo
op het eerste oog voor de hand zou liggen, b.v. boerderij-onder-
zoek, agrarische geschiedenis met veldnamenonderzoek. Deze laat-
ste categorie is echter apart gehouden, omdat in het onderzoek
ervan niet zozeer de nadruk ligt op de agrarische aspecten van
de veldnamen, maar op het taalkundige aspect.
Desondanks blijft de indeling in categorieën toch enigszins wil-
lekeurig, omdat hij gebaseerd is op een inventarisatie van de
opgaven van interessen van de eerste leden. De redactie houdt
zich gaarne aanbevolen voor verdere suggesties hiervoor.
Daar waar geen categorie achter de naam vermeld staat, mag wor-
den aangenomen, dat de interesse ‘algemeen’ is.

CATEGORIEËN:
1. Boerderij-onderzoek, agrarische geschiedenis.
2. Veldnamenonderzoek.
3. Folklore, dialect, oude gebruiken.
4. Archeologie, geologie.
5. Stamboomonderzoek, familiegeschiedenis.
6. Industriële geschiedenis/archeologie, sociale geschiedenis.
7. Institutionele geschiedenis, politieke geschiedenis.
8. Kerkgeschiedenis, w.o. armenzorg, beheer bezittingen.
9. Rechtsgeschiedenis.
10. Cartografie: historische geografische kaarten, historische
geografie.
11. Oude beroepen, oude ambachten.
12. Oude foto’s, ansichten, dia’s, film, geluid.
13. Inventarisatie van bronnen en literatuur.
14. Monumenten: molens, burgerhuizen, gevels en geveltekens.
15. Streekgeschiedenis.
16. Geschiedenis van het onderwijs.
Ledenlijst Historische Kring Eibergen

1 Dhr. E.H. Wesselink Hondevoort 22 7152 BA Eibergen
2 Dhr. B.H.M, t e Vaarwerk Stokkersweg 12 7151 MK Eibergen 1-7-8-9-10-13-15
3 Dhr. J . Baake K. Nieuwenhuizenstr. 5 7161 VB Neede 2-6-11-12-15
4 Mevr. G.H. Baake – Dijkman K. Nieuwenhuizenstr. 5 7161 VB Neede
5 Dhr. H.G. Schepers Grotestraat 69 7151 BB Eibergen 2-3-4-11-14
6 Dhr. G. D i j k s t r a Wenneker 57 7152 HD Eibergen 3-6-14
7 Mevr. J.C. D i j k s t r a – Van Gosselt Wenneker 57 7152 HD Eibergen
8 Dhr. L.A. van Dijk De Blomsgaarden 26 7151 AM Eibergen 4
9 Dhr. G. te Nijenhuis Rekkenseweg 34 7157 AE Rekken
10 Dhr. G. Hazewinkel Koningin Wilhelminastr. 28 7151 CP Eibergen 1-3-11
11 Dhr. H.K. Berloth Warfslatweg 2 7151 HV Eibergen 2-10
12 Dhr. G. Wassink Koningin Wilhelminastr. 34 7151 CP Eibergen
13 Dhr. H. Bollen Ringovenstraat 4a 7531 ZN Enschede 6
14 Dhr. F.J. De Leeuw Grotestraat 60 7151 BD Eibergen
15 Dhr. J.J.M. Olminkhof Baron van Lamsweerdestr. 20 7031 CJ Wehl 1-5
16 Dhr. B. Hemmelder Klaashofweg 53 7151 DS Eibergen 3
17 Dhr. J.W. Wennink Beltrumseweg 59 7151 EV Eibergen 1-2
18 Dhr. D.Joh. Somsen Burg. Wilhelmweg 9 7151 AA Eibergen
19 Dhr. P.H. Roessingh Haaksbergseweg 7 7151 AR Eibergen
20 Dhr. W.J. Heinen Marinus Noefflaan 4 7241 GD Lochem 12-13
21 Dhr. F.J.M. Capetti Mallumse Molenweg 33 7152 AT Eibergen
22 Dhr. W.A. Gelinck Meddoseweg 15 7152 EM Eibergen 12
23 Dhr. H.W. Ruessink Bronbeekstraat 32 7151 EJ Eibergen
24 Mevr. M. Rietman Kiefteweg 9 7151 HT Eibergen 1-2-3
25 Dhr. P. van Heek Kiefteweg 9 7151 HT Eibergen
26 Dhr. P.L.A.M. Muskens Hölterweg 15 7157 AG Rekken 4
27 Mevr. C.J.M. Muskens – Ribbers Hölterweg 15 7157 AG Rekken
28 Dhr. G.H. Braakman Hölterweg 13 7157 AG Rekken 4-10
29 Mevr. J. Braakman – De Leeuw Hölterweg 13 7157 AG Rekken
30 Mevr. W.J.R. Terpstra – Lensink Grotestraat 97 7151 BB Eibergen
31 Mevr. G. Gossink – Van Enk De Blomsgaarden 28 7151 AM Eibergen 3-7
32 Dhr. G. Boeyink Oslofjord 53 9933 VB Delfzijl
33 Gemeentehuis, afd. Interne en Bur-
gerzaken, t.a.v. Mevr. M. Verheij-
en – Klein Gebbinck Grotestraat 30 7151 BC Eibergen
34 Dhr. A.G.J. Esman Huenderstraat 3 7151 DA Eibergen 14
35 Dhr. A.J. Mellink Zuid-Rekkenseweg 18 7157 BB Rekken 2
36 Mevr. S. Mellink – Hoekstra Zuid-Rekkenseweg 18 7157 BB Rekken
37 Dhr. H.A. Abbink Kerkstraat 19 7151 BT Eibergen 3
38 Mevr. J. Onstein – Keizers Nieuwstraat 73 7151 ED Eibergen 1-2-3-4-5
39 Dhr. H.W. Boekhorst Singel 106 6584 BK Molenhoek
40 Dhr. G.G. te Raa Brinkweg 2 /i32 AW Eibergen 5
41 Dhr. G.J. Hamersteen Klaashofweg 17 7151 DR Eibergen 1-3
42 Mevr. H.P.M. Hamersteen –
Blaauwgeers Klaashofweg 17 7151 DR Eibergen
43 Dhr. W.H. te Vaarwerk Stokkersweg 12 7151 MK Eibergen 5
44 Mevr. M.J.H, te Vaarwerk –
Ter Woorst Stokkersweg 12 7151 MK Eibergen
45 Dhr. G. Kluvers Korenbloemstr. 7 7151 GD Eibergen 3-4-5
46 Dhr. E.D. Plooij Zuid-Rekkenseweg 5 7157 BB Rekken
47 Mevr. E. Plooij – Van Heertum Zuid-Rekkenseweg 5 7157 BB Rekken
48 F. Palsenbarg, Hotel “De Kroon” Grotestraat 87 7151 BB Eibergen
49 Mevr. B.J. Nijman – Teunissen Rekkensebinnenweg 3 7152 AN Eibergen 14
50 Dhr. J.B. Nijman Rekkensebinnenweg 3 7152 AN Eibergen
51 Mevr. J.G. Floors – Reimelink Grotestraat 70 7151 BD Eibergen 5
52 Dhr. A.J. Floors Grotestraat 70 7151 BD Eibergen
53 Dhr. W.J.G. Essink Wilgenstraat 6 7151 XA Eibergen 2
54 Dhr. H. Bergman Burg. Wilhelmweg 25 7151 AA Eibergen
55 Dhr. R.E. Wiggers J.W. Hagemanstr. 43 7151 AD Eibergen 10-11-15
56 Mevr. H.J. Meutstege – Sprokkereef
“d’n Claeshof” Willem Sluiterstr. f 7151 DW Eibergen 2-3
57 Dhr. A.J. Lensink Ketterinksteeg 2 7152 BG Eibergen
58 Dhr. P.W. Braam Kruiskamplaan 15 7152 GA Eibergen
59 Dhr. J.J. Seekles (corr. lid) Heyermanshove 14 2726 AK Zoetermeer
-44-

Aanwinsten

Sinds de oprichting van de Historische Kring Eibergen zijn ons
de navolgende zaken toevertrouwd:

X Gemeente Eibergen – Officiële Gids voor de Gemeente
Eibergen. Uitgave 1985.

X Oudheidkundige Werkgem. – Boek: “Ne göpse vetelsels ovver
Aalten, Dinxperlo en Wisch Aalten en Brevoort (Aalten 1984).

X Hr. en Mevr. Agterhof – Boek: “Dinxperlo 700 jaar
1281 – 1981” (Dinxperlo 1981).

X J. Baake – V.V.V. gids voor Gelderland,
Uitgave 1940.

X Mevr. M. Heming – Vaags – Gids voor Eibergen, 1972 en 1976.

X Hr. H.B. Besseler – Diverse knipsels en twee hand-
boekjes voor het personeel van
de K.T.V., 1954 en 1961.

X Hr. J. Bomers – Oude ansichtkaarten van Eibergen
en omgeving + 1915.

X E.H. Wesselink – Jaargids 1961 – ’62 voor Hervormd
Eibergen.

X B. Himmelberg – Archief “Ons Huis”.

Gerelateerde Afbeeldingen:

Het delen van dit artikel stellen we zeer op prijs